Zoutgebruik

Zoutgebruik

Veel mensen krijgen ongemerkt te veel zout binnen. Zo’n 0,5 gram zout per dag is al genoeg, terwijl we gemiddeld 9 tot 10 gram zout binnenkrijgen. Gemiddeld komt 80% uit onze voeding en 20% wordt bij het koken of aan tafel toegevoegd. Zout zit verwerkt in allerlei producten zoals kant- en klaarmaaltijden, soepen en sauzen. Vaak wordt zout ook verwerkt in brood, dit zorgt onder andere voor een juiste structuur. Daarnaast kan het ervoor zorgen dat producten langer houdbaar zijn. Niet altijd proef je in alle producten het zout, zo kan er ook in roomijs zout zitten.

Als we het over zout hebben, bedoelen we vaak keukenzout. De chemische naam hiervoor is natriumchloride. Het mineraal natrium in het zout heeft een belangrijke rol in ons lichaam. Het zorgt voor een goede werking van spier- en zenuwcellen en voor het regelen van de vochtbalans.
Er wordt ook Jozo bewust en Lo Salt verkocht in winkels. Dit zijn zoutmengsels waarin een deel van het natrium is vervangen door kalium en magnesium.

Te veel zout heeft gevolgen. Zo stijgt de bloeddruk vanwege het natrium en dit vergroot de kans op hart- en vaat ziekten. Het kan ook leiden tot nierziekten. De nieren zorgen voor een goede balans van het natrium in ons bloed, maar bij te veel zout raken de nieren overbelast. Daarnaast plas je meer natrium uit, wat samen gaat met calcium. Calcium is belangrijk voor de opbouw en het onderhoud van botten en gebit. Bij een groot verlies bestaat een kans op botontkalking. Meestal is het geen probleem als je al via de voeding voldoende calcium binnenkrijgt.
Mensen met een hoge bloeddruk, overgewicht en ouderen moeten vooral goed letten op hun zoutgebruik. Mensen met overgewicht hebben vaak al een hoge bloeddruk. Bij ouderen verslechtert de nierfunctie vaak. Zij moeten dan ook meer drinken om dezelfde hoeveelheid zout kwijt te raken.

De kans op een tekort is klein. Bij ernstige diarree is de kans groter. Je kunt uitdrogen en moet daarom ook veel drinken en zout eten. Mensen die veel zweten hebben meer zout nodig, maar dit wordt al aangevuld bij een normale voeding. Het is wel erg belangrijk om veel te drinken om de hoeveelheid vocht in het lichaam aan te vullen. Isotone sportdranken bevatten natrium.

Er wordt geadviseerd om niet meer dan 6 gram zout, ofwel 2,4 gram natrium per dag binnen te krijgen. Hoeveel iemand precies nodig heeft verschilt van persoon tot persoon. Dit komt omdat je ook zout verliest met bijvoorbeeld plassen of zweten. Ook de hoeveelheid vochtverlies kan per persoon erg verschillend zijn.
De nieren van baby’s kunnen weinig zout aan en er wordt dan ook geadviseerd om geen extra zout toe te voegen aan de voeding van baby’s.

Tips

  1. Voeg thuis geen extra zout toe aan het eten, maar gebruik thuis kruiden als smaakmaker.
  2. Vermijd zoveel mogelijk kant- en klaarproducten.
  3. Let op het etiket; Zout staat Zout staat vaak vermeld als natrium per 100 g product op het etiket. 0,4 gram natrium is 1 gram zout. Vermenigvuldig natrium dus met 2,5 om te weten hoeveel gram zout het is.  Soms staat het natriumgehalte in percentage aangegeven. Dit kan voor misverstanden zorgen. 67% van de dagelijkse voedingsrichtlijn zout, betekend niet dat je dan extra zout moet eten. Dit is namelijk niet het enige product met zout wat je op een dag binnenkrijgt! 6 gram blijft de bovengrens.
  4. Let op bewerkingen over natrium op het etiket.
  5. Let op een keurmerk (het ‘Groene Vinkje’ en het ‘Blauwe Vinkje’, deze producten voldoen aan eisen wat betreft het zoutgehalte. Alleen producten die ook voldoen aan de criteria over de hoeveelheid verzadigd vet, vezels en suiker krijgen dit logo.)
  6. Voor mensen met een zoutarm dieet bestaan er zoutarme of zoutloze producten.